Artikel 9/1.1.1
Nieuwe, niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen en bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen of parkeergebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, met een parkeerterrein met meer dan tien parkeerplaatsen worden cumulatief voorzien van: 1° minstens twee oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor een elektrisch voertuig; 2° infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, voor minstens één op vier parkeerplaatsen, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen in een later stadium mogelijk te maken.
De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, gelden als het parkeerterrein zich binnen het gebouw of parkeergebouw bevindt en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen ook betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw of parkeergebouw.
De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, gelden ook als het een naastgelegen parkeerterrein betreft, en, in het geval van ingrijpende renovaties, renovatiemaatregelen ook betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het parkeerterrein.
Artikel 9/1.1.2
Alle niet voor bewoning bestemde gebouwen met meer dan twintig parkeerplaatsen worden uiterlijk op 1 januari 2025 uitgerust met minstens twee oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor een elektrisch voertuig.
Artikel 9/1.1.3
Nieuwe voor bewoning bestemde gebouwen met een parkeerterrein met twee of meer parkeerplaatsen worden voorzien van infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken.
Bestaande, voor bewoning bestemde gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, met een parkeerterrein met meer dan tien parkeerplaatsen worden voorzien van infrastructuur voor leidingen, of minstens goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor normaal of hoog vermogen voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken.
De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, geldt als het parkeerterrein zich binnen het gebouw bevindt en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw.
De verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, geldt ook als het een naastgelegen parkeerterrein betreft en, in geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het parkeerterrein.
Artikel 9/1.1.4
De verplichtingen, vermeld in artikel 9/1.1.1 en 9/1.1.3, zijn niet van toepassing op gebouwen of parkeergebouwen waarvoor een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning als vermeld in artikel 4.2.1, 1°, 5° en 6° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening van 15 mei 2009, is ingediend voor 11 maart 2021.
Artikel 9/1.1.5
Bij ingrijpende renovaties gelden de verplichtingen, vermeld in artikel 9/1.1.1 en 9/1.1.3, alleen voor dat gedeelte van de werken aan en investeringen in oplaadinstallaties en leidingen waarvan de kosten niet meer bedragen dan 7 % van de totale kosten van de renovatie.
Artikel 9/1.1.6
De Vlaamse Regering kan het ambitieniveau in de verplichtingen van deze titel naar boven bijstellen op basis van de evolutie van het aantal elektrische voertuigen. Minstens in 2024 wordt hiertoe een evaluatie uitgevoerd voor nieuwe of ingrijpend te renoveren gebouwen of parkeergebouwen. Voor de bestaande gebouwen of parkeergebouwen vindt minstens in 2028 een evaluatie plaats.”
Artikel 9/1.1.7
Als er voor een bestaand gebouw of parkeergebouw conform artikel 9/1.1.1, artikel 9/1.1.2 of artikel 9/1.1.3, eisen gelden voor elektromobiliteit, is de eigenaar van of, in afwijking daarvan indien toepasselijk, de houder van een zakelijk recht op het gebouw of parkeergebouw verantwoordelijk om te voldoen aan die eisen. Bij nieuwbouw is dat de vergunninghouder.
Artikel 9/1.1.8
De minister, kan de voorwaarden bepalen waaraan de onderdelen van de elektrische installatie, zoals de oplaadpunten, de leidingen, de goten, de aansluiting en het hoofdschakel- en verdeelbord, moeten voldoen.