Mr.Fingers
Well-known member
"We started out as The Crackers, we tried to call ourselves The Honkies, but everybody kind of backed off, it was too straight… So we decided just to call ourselves The Band".
We zijn 1969, de Summer of Love ligt al 2 jaar achter ons, psychedelica, hard-rock en de eerste uitspattingen van Heavy Metal (Vanilla Fudge! Deep Purple! Led Zeppelin!) begonnen gemeengoed te worden, demografisch en politiek verschoof er ook heel wat in de US of A… en temidden die interessante tijden kwamen vier Canadezen en een boerenzoon uit Arkansas met een album op de proppen die het genre Americana voor goed op de kaart zette, en meer dan 50 jaar later nog steeds als een van de referenties in het genre gezien mag worden. Groepen als The Eagles, The Grateful Dead, CSNY, Neil Young, The Counting Crows, My Morning Jacket en The Black Crowes zijn allemaal schatplichtig aan dit vijftal.
Canadezen Robbie Robertson (gitaar), Rick Danko (basgitaar, trombone, viool, middelste harmonie), Garth Hudson (toetsen, saxofoons en allround muzikaal genie), Richard Manuel (piano, drums, saxofoon, bovenste harmonie) en Amerikaan Levon Helm (drums, mandoline, gitaar, onderste harmonie) speelden al een aantal jaar samen in de begeleidingsgroep van Ronnie Hawkins en werden zo officieus de beste bar-band van de US, waarna ze werden gerekruteerd door Bob Dylan om hem te begeleiden op de beruchte wereldtournee van 1966, waar Dylan ronduit vijandig onthaald werd omdat hij een Telecaster gitaar omgordde en voet vooruit zijn imago van folkie en protestzanger onderuit haalde. Levon Helm kon al die vijandigheid niet aan, ging op een boorplatform werken en werd vervangen door Mickey Jones.
Na het motorfietsongeval/”ongeval” van Dylan zat het vijftal (Helm had zich intussen weer aangesloten) werkloos-maar-met-een-salaris in een roze geschilded huis om de hoek van Bob in Woodstock, en om de tijd te doden jamden de zes in de kelder van dat huis, waaruit een eerste album “Music from Big Pink” ontsproot (en later ook nog "The Basement Tapes" in een release van Bob Dylan zelf). Een succesvolle tour volgde, waarna de tijd kwam om met een tweede album op de proppen te komen. Opnames in de studio verliepen zeer moeizaam, er werd naar iets informeler gezocht, en dat werd gevonden in een poolhouse van Sammy Davis Jr. in het zonnige Californië. De vijf, vergezeld van producer John Simon (toetsen, tuba) stelden hun materiaal daar op, en gingen aan de slag, net zoals ze in de kelder in Woodstock deden, met als resultaat een naamloos album met een bruine hoes, met daarop juist een naam en een korrelige foto van 5 mannen met varierende vormen van gezichtsbeharing op een druilerige ochtend op een boswegel, een foto zo tijdloos dat die evengoed in 1850 genomen kon zijn.
Bij The Band geen karamellenverzen over “Oh nee, ze gaat weg” (of “oh nee, ze komt terug”), maar eerder observerende teksten over een Amerika van (niet zo) lang geleden. Over de vakbond bij landbouwers (King Harvest Has Surely Come), over twee oude mannen die mijmeren over de tijd van vroeger op het balkon van hun huis (Rocking Chair), over de Amerikaanse Burgeroorlog (The Night They Drove Old Dixie Down). Serieuze muziek over serieuze onderwerpen, maar toch vaak met een kwinkslag (“I’m a thief, and I dig it”)
Wat The Band zo interessant maakt, is dat er geen echte frontman is, waarrond andere leden zich scharen om die te begeleiden. Er zijn drie uitgesproken verschillende leadzangers, en instrumenten en zangpartijen worden doorgegeven in functie van wat het nummer verlangt.
Het eindresultaat is een album met een grote verscheidenheid aan nummers en klankkleuren, die echter toch mooi samenhangen, vaak door de onwaarschijnlijke muzikale veelzijdigheid van Garth Hudson, die voor de klanktapijten zorgde om alles homogeen te laten klinken. Hudson, de man die voor het eerst een wah-wah pedaal een Höhner Clavinet hing voor een funky klank, lang voor Stevie Wonder die klank populair maakte op Superstition, en qua harmonisch inzicht bij de absolute wereldtop hoort. Maar ook Levon Helm, die met zijn unieke manier van drummen waarbij hij rond zijn zanglijn heen speelde, Rick Danko die zijn baslijnen meer benaderde alsof het een tuba dan een basgitaar was, Robertson met zijn erg snedige en scherpe gitaarriffs, doorspekt met “pinch harmonics” een dikke 10 jaar voor die echt ingeburgerd geraakten in de heavy metal. Richard Manuel in zijn befaamde losse honky-tonk stijl, laverend van hoge falsetto tot Ray Charles-esque soul.
The Band - The Band, een van de belangrijkste en meest invloedrijke albums in de Amerikaanse muziekgeschiedenis.
Laatst bewerkt: