5.2.1.5. Wat wordt bedoeld met 'bewoonbare oppervlakte' van ten hoogste 200 m2?
Om het voordeel van de maatregel te beperken tot de kleine en middelgrote woningen, mag die oppervlakte 200 m² niet worden overschreden, ongeacht het type van woning (viergevelwoning, rijhuis, appartement of wooneenheid in een geïntegreerd project van gemeenschappelijk wonen).
Voor de berekeningswijze wordt aangesloten bij de gegevens die door de architect reeds verplicht moesten worden opgegeven in het 'aangifteformulier met betrekking tot de statistiek van de bouwvergunningen' (model 1) dat is bestemd voor de Algemene directie Statistiek en Economische Informatie (thans: Statbel) van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie of op geautomatiseerde wijze.
Gelet op de specifieke kenmerken echter van een gezinswoning, een appartement (met privatieve en gemeenschappelijke ruimten) en een wooneenheid die deel uitmaakt van een geïntegreerd project van gemeenschappelijk wonen (met ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik en ruimtes voor privégebruik) worden hierna specifiek aanvullende regels voorzien voor appartementen en voormelde wooneenheden (artikel 1quater, § 8, van het koninklijk besluit nr. 20).
Algemeen
Als uitgangspunt geldt in alle gevallen dat de bewoonbare oppervlakte wordt berekend door de oppervlakten van alle woonvertrekken samen te tellen, gemeten vanaf en tot de binnenkanten van de opgaande muren.
Voor de toepassing van die bepaling worden als woonvertrekken beschouwd, de keukens, de woonkamers, de eetkamers, de slaapkamers, de bewoonbare zolder- en kelderruimten, de bureaus, en alle andere voor huisvesting bedoelde ruimtes.
Worden, bij wijze van voorbeeld, eveneens beoogd: een speelkamer voor de kinderen, een hobbykamer, de kelder ingericht als fitnessruimte, de strijkkamer of een veranda.
Worden gelijkgesteld met woonvertrekken in het kader van de berekening van de bewoonbare oppervlakte, de voor de uitoefening van een economische activiteit gebruikte ruimtes van een woning zoals, bijvoorbeeld, een kantoorruimte, een verkoopruimte, een atelier.
De oppervlakte van de hiervoor bedoelde woonvertrekken wordt evenwel slechts in aanmerking genomen op voorwaarde dat die vertrekken een minimumoppervlakte hebben van 4 m² en een minimumhoogte boven de vloer van 2 meter.
Voorbeeld
De oppervlakte van een slaapkamer (in totaal 14 m2) die zich onder het schuine gedeelte van het dak van een woning bevindt, waarbij de minimumhoogte boven de vloer slechts 1 m bedraagt en het hoogste punt in de slaapkamer oploopt tot 2,20 m, wordt volledig in aanmerking genomen voor het bepalen van de bewoonbare oppervlakte.
Aansluitend op de methodologie die wordt gebruikt voor het invullen van voormeld statistisch formulier worden volgende vertrekken daarentegen nooit beschouwd als woonvertrekken (evenmin indien gebruikt in het kader van een economische activiteit): badkamers, wc's, washuizen, trappen, bergplaatsen, gangen en garages, ongeacht hun oppervlakte en hoogte.
Als een bewoonbare zolder wordt aangemerkt: een of meerdere kamers onder een hellend dak, elk met een oppervlakte groter dan 4m2 en op minstens één punt hoger dan 2m, ontworpen voor huisvesting (bijvoorbeeld als leefruimte, slaapkamer, hobbykamer) of zodanig ingericht. In voorkomend geval kan het gaan om een afzonderlijk deel van een zolderruimte (afgescheiden door een wand).
Een bewoonbare kelder is een ruimte die geheel of gedeeltelijk onder het grondoppervlak is gelegen, met een of meerdere kamers, elk met een oppervlakte groter dan 4m2 en op minstens één punt hoger dan 2m, ontworpen voor huisvesting (bijvoorbeeld als keuken, hobbykamer) of zodanig ingericht. Desgevallend kan het gaan om een afzonderlijk deel van een kelderruimte (afgescheiden door een wand).
Er wordt benadrukt dat de bestemming (functie/gebruik) van de ruimte primeert op de op de plannen gebruikte benaming ervan.
Bijzondere regels
Bij appartementen wordt enkel de oppervlakte van de privatieve woonvertrekken in aanmerking genomen en niet de oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimten zoals plat dak, centrale hal, trappen en de buitenzijde.
Worden, bij wijze van voorbeeld, ook aangemerkt als gemeenschappelijke ruimtes: trappenhal, lift, toegangsweg tot private ondergrondse garages.
Bij wooneenheden die deel uitmaken van een geïntegreerd vastgoedproject wordt naast de oppervlakte van de privatieve woonvertrekken van een wooneenheid ook de oppervlakte van de woonvertrekken voor gemeenschappelijk gebruik door de bewoners van de verschillende wooneenheden van het project (zoals bv. de keuken of de woonkamer in het kader van een co-housing project), ten aanzien van elke individuele wooneenheid van het project in aanmerking genomen doch slechts in aanmerking genomen in evenredigheid met het aantal wooneenheden van het project. Bij een co-housing project met 6 wooneenheden, zal de oppervlakte van de keuken die gemeenschappelijk wordt gebruikt aldus ten belope van 1/6 van de totale oppervlakte ervan in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de totale bewoonbare oppervlakte van elke individuele wooneenheid in het project.
Er wordt opgemerkt dat voorzieningen voor collectieve huisvesting zoals verblijfsinrichtingen voor bejaarden, internaten, jeugdbeschermingstehuizen, opvangtehuizen, en dergelijke residentiële voorzieningen die gemeubeld logies verstrekken niet onder de tijdelijke maatregel vallen.