Symbool of tekst is kloten gelijk. Aardingsplan is wel verplicht sinds nieuw boek 1. Zowel hh als nh.
Dit staat er in het Arei:
Afdeling 3.1.2. Schema’s, plannen en documenten van elektrische installaties
De schema’s, plannen en documenten bevatten op ondubbelzinnige wijze het nummer, de versie en de datum
van de versie.
Onderafdeling 3.1.2.1. Algemene voorschriften
a. Huishoudelijke elektrische installaties
Voor elke nieuwe huishoudelijke elektrische installatie of voor elke belangrijke wijziging of belangrijke uit-
breiding van een bestaande huishoudelijke elektrische installatie moet degene of degenen die de installatie
hebben uitgevoerd hiervan de eendraadsschema’s en de situatieplannen opstellen. De naam, hoedanigheid,
BTW-nummer (indien van toepassing) van deze persoon of personen moeten op de eendraadsschema’s en de
situatieplannen worden vermeld. Het adres van de plaats waar deze elektrische installatie wordt verwezen-
lijkt, moet ook worden vermeld op de eendraadsschema’s en de situatieplannen. Deze perso(o)n(en) evenals
het erkend organisme, bedoeld in hoofdstuk 6.3. van dit Boek, moeten bedoelde eendraadsschema’s en situa-
tieplannen dateren en ondertekenen. De eigenaar van de elektrische installatie moet ook de eendraadssche-
ma’s en de situatieplannen dateren en ondertekenen. Deze schema’s en plannen moeten worden bewaard
door voornoemd erkend organisme zoals vermeld in onderafdeling 6.4.6.1.
De symbolen die gebruikt moeten worden om de eendraadsschema’s en de situatieplannen van een huishoude-
lijke elektrische installatie op te stellen worden gegeven in hoofdstuk 2.13.
Voor het eendraadsschema (figuur 3.1.): Elke elementaire stroombaan moet met een hoofdletter aangeduid
worden. Elk lichtpunt en elke contactdoos moeten genummerd worden in volgorde gezien vanaf de bescher-
mingsinrichting tegen overstroom van de elementaire stroombaan. De spanning en de aard van de stroom wor-
den vermeld op het eendraadsschema.
Voor het situatieplan (figuur 3.2.): Elk lichtpunt en elke contactdoos moeten gekenmerkt worden door de
letter, toegekend aan de elementaire stroombaan waartoe het onderdeel behoort, gevolgd door het nummer
dat toegekend werd op het eendraadsschema van de elektrische installatie.
Elke schakelaar moet gekenmerkt worden door de letter van de stroombaan waarvan hij deel uitmaakt, ge-
volgd door het nummer van het lichtpunt of het toestel dat hij bedient.
In geval van een wijziging of een uitbreiding die niet als belangrijk kan beschouwd worden, is het opstellen
van een nieuw eendraadsschema niet verplicht. Een bondige beschrijving van de wijziging of de uitbreiding
volstaat. Deze beschrijving, met vermelding van de naam, hoedanigheid en adres van degene of degenen die
verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het werk, moet door hen gedateerd en ondertekend worden.
Elke wijziging of uitbreiding van een huishoudelijke elektrische installatie moet aangebracht worden op het
situatieplan van de elektrische installatie. Dit schema moet op ieder ogenblik de bestaande toestand van de
elektrische installatie weergeven.
Elk oud deel van de elektrische installatie waarvan de uitvoering ter plaatse is aangevangen vóór 1/10/1981 en
vermeld op de eendraadsschema’s wordt aangeduid door een kader met de vermelding “oude installatie”.
Indien van toepassing zijn de eendraadsschema’s en situatieplannen aangevuld met een:
- lijst van de evacuatiewegen en de moeilijk evacueerbare ruimten;
- plan van de veiligheidsinstallaties en/of de kritische installaties;
- lijst met de veiligheidsinstallaties en/of de kritische installaties.
De veiligheidsinstallaties en de kritische installaties (voedingen, stroombanen en verbruikers) worden op
een duidelijke wijze op de eendraadsschema’s weergegeven.
b. Niet-huishoudelijke elektrische installaties
Iedere elektrische installatie maakt het voorwerp uit van een of meerdere:
− stroombaanschema’s;
− situatieplannen;
− situatieplannen van de aardverbindingen;
− documenten met de uitwendige invloeden.
Indien van toepassing zijn de hiervoor genoemde schema’s, plannen en documenten aangevuld met een:
− zoneringsplan;
− zoneringsverslag;
− lijst van de evacuatiewegen en de moeilijk evacueerbare ruimten;
− plan van de veiligheidsinstallaties en/of de kritische installaties;
− lijst met de veiligheidsinstallaties en/of de kritische installaties.
De eigenaar van een ondergrondse elektrische leiding moet te allen tijde de plannen van de ondergrondse lei-
dingen ter beschikking hebben of moet bij ontstentenis hiervan de nodige aanduidingen kunnen geven om de
plaats ervan te bepalen.
Indien noodzakelijk voor het begrip, de correcte installatie en de veilige uitbating, zijn deze schema’s, plannen
en documenten aangevuld met:
− functionele schema’s;
− uitvoeringsschema’s;
− samenstellingsplannen van de uitrustingen.
c. Bijlagen bij schema’s, plannen en documenten
De schema’s, plannen en documenten kunnen worden aangevuld met documenten die op een meer gedetail-
leerde wijze de verschillende kenmerken van het elektrisch materieel en/of de producten bevatten.
d. Beschikbaarheid van schema’s, plannen, documenten en hun bijlagen
De schema’s, plannen, documenten en hun bijlagen beoogd in de punten a., b. en c. hierboven zijn geactuali-
seerd en zijn ter plaatse ter beschikking gehouden van iedereen die gemachtigd is tot het uitoefenen van toe-
zicht, controle, onderhoud, herstelling of omvorming van de installatie.
Onderafdeling 3.1.2.2. Bijzondere voorschriften betreffende de inhoud van de stroombaan-
schema’s
a. Huishoudelijke elektrische installaties
De ééndraadsschema’s bevatten ten minste:
− de kenmerken van de elektrische leidingen: type, doorsnede, aantal geleiders;
− de plaatsingswijze van de elektrische leidingen;
− het type en de kenmerken van de differentieelstroominrichtingen;
− het type en de kenmerken van de beschermingsinrichtingen tegen overstroom;
− de schakelaars;
− de verbindingsdozen;
− de aftakdozen;
− de contactdozen;
− de lichtpunten;
− de vaste machines en toestellen.
b. Niet-huishoudelijke elektrische installaties
De stroombaanschema’s en/of hun bijlagen bevatten ten minste:
− de nominale spanningen en de aard van de stromen;
− het aardverbindingssysteem;
− de te verwachten maximale kortsluitstromen > 3000 A aan de oorsprong van de installatie en ter hoogte
van elk schakel- en verdeelbord;
− de aard, de samenstelling en de kenmerken van de stroombanen;
− de stroombanen;
− de kenmerken van de bronnen (alternatoren, transformatoren, omvormers, …), onder meer:
- het schijnbaar vermogen;
- de nominale spanningen;
- de nominale stromen;
- de impedanties (indien beschikbaar).
− de kenmerken van de elektrische leidingen met inbegrip van de beschermingsgeleiders, onder meer:
- de plaatsingswijze;
- de aard, het aantal en de doorsnede van de geleiders;
- de lengte van de elektrische leidingen.
− de kenmerken van de beschermingsinrichtingen, onder meer:
- de toegekende stroomsterkte;
- het onderbrekingsvermogen;
- de aard en de onderbrekingskenmerken, de instellingen inbegrepen.
− de kenmerken van de schakeltoestellen, scheidingstoestellen en contactoren, onder meer:
- de toegekende stroomsterkte;
- indien noodzakelijk, de gebruikscategorie.
De veiligheidsinstallaties en de kritische installaties (voedingen, stroombanen en verbruikers) worden op
een duidelijke wijze op de stroombaanschema’s weergegeven.
Onderafdeling 3.1.2.3. Bijzondere voorschriften betreffende de inhoud van de situatieplannen
a. Huishoudelijke elektrische installaties
De situatieplannen duiden de plaats aan van:
− de schakel- en verdeelborden;
− de verbindingsdozen;
− de aftakdozen;
− de contactdozen;
− de lichtpunten;
− de schakelaars;
− de vaste machines en toestellen,
die op het ééndraadsschema voorkomen.
b. Niet-huishoudelijke elektrische installaties
De situatieplannen duiden de plaats aan van:
− de schakel- en verdeelborden;
− de contactdozen;
− de schakelaars;
− de lichtpunten;
− de vaste machines en toestellen,
die op het stroombaanschema voorkomen.
De contactdozen, de schakelaars, de lichtpunten en de vaste machines en toestellen moeten niet op het plan
worden aangebracht indien het traject van hun elektrische leidingen en het begin en einde ervan duidelijk
geïdentificeerd of gemakkelijk te identificeren zijn.