Beste Ollie,
Alleen al dat ik deze brief schrijf, bezorgt me straks ongetwijfeld weer een reeks verwijten op Twitter. Even een greep uit het aanbod van de laatste maanden, telkens als bepaalde mensen het niet eens waren met mijn standpunt over jou. Nog maar eens natrappen op Vanden Borre en Deschacht ophemelen. Jürgen Geril, de Ganvoula van de journalisten, tweette er eentje. En dat was nog aanvaardbaar. De affiche van de spionagefilm die ze namaakten was zelfs erg grappig, maar soms werd de toon op sociale media ronduit dreigend.
Maar een speler die 21 jaar of 601 wedstrijden bij Anderlecht voetbalt, verdient simpelweg een eerbetoon. Je droeg 35 keer meer het RSCA-shirt dan de legendarische Paul Van Himst. Je bent een clubman zoals Totti dat was bij AS Roma. Dat geweldige RSCA-record zal niemand in deze moderne tijden van jobhopping nog breken, maar sinds dat ene telefoontje dat je contract niet wordt verlengd, ben je wel Anderlecht-speler af. Sommigen zullen blij zijn. Je was vóór of tegen Olivier Deschacht, maar een middenweg was er niet. Je criticasters vonden je te beperkt als voetballer en verweten je constant dat je de journalisten te vriend hield om je te handhaven in de ploeg. Meer nog, ze betichtten je zelfs van het lekken van info naar de pers. Maar vrienden zou ik ons toch niet noemen, kennissen misschien. Zo herinner ik me nog een stage in het Spaanse La Manga waarin je me botweg uit de perszaal zette omdat ik een akkefietje tussen jou en Dahmane groot in de krant had gebracht na een verloren wedstrijd in Bergen. Maanden sprak je niet meer met onze krant, en zo waren er best nog wat conflicten.
Het was heus niet je vermeende band met de media die jou zo lang in de ploeg hield bij Anderlecht, maar wel je koppigheid en je winnaarsmentaliteit. Zelfs op training haatte je het om een wedstrijdje te verliezen. En als je werd ingemaakt tijdens een potje biljart, brak je de keu bijna in twee.
Maar kocht Anderlecht een nieuwe linksvoetige verdediger, dan kon je er wel geld op inzetten dat je die uit de ploeg zou spelen. Al is de uitdrukking ongelukkig gekozen. Ja, we weten het. Het was je broer Xavier, maar dat gokschandaal is toch een dikke valse noot in je carrière geworden. Het zal later altijd in één adem genoemd worden met de acht titels die je won, de zeven supercups en die ene beker. Alsook met al die concurrenten die je omduwde als dominostenen. N’Sakala, Safari, Diogo, Lecjaks, Triguinho, Felipe, Van Damme, Ehret, Zewlakow, Ilic, Hendrickx, Oyen,... Ze vielen en kwamen niet meer terug. Jij viel soms en krabbelde steeds recht.
Al heeft het voetbal je ook veranderd. Zo weet ik nog wat de titel was van een van de eerste interviews die ik met je deed, in 2009: “Vroeger was ik veel toffer.” Aanvankelijk had je het hart op de tong en gaf je over alles je mening. Zo zei je eens dat je het veel te vroeg vond toen jullie om 5 uur ’s ochtends op stage vertrokken. Uiteraard kreeg je daar hoongelach en kritiek voor en ploegmaats konden niet altijd overweg met je analyses, waardoor je bedachtzamer werd. Meer een einzelgänger. Toch koos je nooit voor het gemakkelijkste pad. Anders had je als zoon uit een rijke familie wel in het bedrijf van je vader kunnen gaan werken.
Anderlecht bedankte je op de website en zegt dat je altijd deel zal uitmaken van de familie. Wij denken toch dat je even uit het voetbal zal stappen. Je kon vorig jaar nog naar Zulte Waregem, maar wilde Anderlecht niet verraden. Als trainer zul je nog meer stress hebben dan als speler en in lagere reeksen zul je geviseerd worden, alleen maar omdat je Deschacht heet.
Ollie, je grootste concurrent wordt straks misschien wel de verveling en die is niet linksvoetig. Misschien moet je toch maar analist worden, aangezien je zo veel journalisten-vrienden hebt. Bij Anderlecht zullen ze wel zien of er vanaf nu geen info meer uit de kleedkamer komt.
Voilà, laat de tweets maar komen.
Groeten, Jürgen