Avondland
Well-known member
1984. Een omineuze datum. George Orwell had er een weinig optimistisch boek over geschreven. Het is het jaar waar de accidentele vrijgave van 40 ton methylisocyanaat in Bhopal, India leidde tot de grootste industriële milieuramp dat we in de recente geschiedenis hebben meegemaakt. De gifwolk kostte in korte tijd meer dan 2.000 personen het leven en tastte de gezondheid van 150.000 tot mogelijk wel 600.000 andere mensen aan, van wie later nog 6.000 aan de gevolgen van de blootstelling zouden bezwijken. Verder zagen we een verdere escalatie in de oorlog tussen Iran en Irak, dat het hele decennium zou domineren. De Sovjets beleefden hun zwanenzang in Afghanistan en zouden uiteindelijk, net als de Amerikanen in 2011, roemloos terugkeren naar huis. In eigen land was de communistische terreurcel CCC actief en in Italië wogen de loden jaren ook door met een bomaanslag in de spoortunnel tussen Bologna en Firenze waar 40 onschuldige slachtoffers vielen. En dan had je nog die plezante Thatcher.
Maar dan heb je die muziek van die periode. Wauw! Véél interessanter dan de jaren '90, waar ik in opgegroeid ben. Maar het gaat zoals het gaat: als kind absorbeer wat je rondom je hoort en mijn ouders hadden geen uitgesproken muzikale smaak (Joe Cocker, James Last, Get Ready en René Froger come to mind ), dus mijn muzikaal ontwaken gebeurde pas bij aanvang van de nillies. Het duurde niet lang voor ik de smaak van zwaardere gitaren leerde appreciëren, via een welgekomen opstapje in de punkrock met dank aan American Pie 2. Iron Maiden en vooral het album Rock in Rio degusteerde ik volcontinu.
Pas enkele jaren later, in mijn "blekkie-periode", kwam ik een andere, ietwat vergeten, parel uit de NWOBHM tegen uit 1984. Het eerste album van de nog steeds actieve band Cloven Hoof raakte me midscheeps en regelmatig gebeurt het wel eens dat ik die loeihard opzet. Misschien geen all killer, no filler, maar het scheelt toch niet veel en de nummers die er uit steken zoals ik hieronder laat beschrijven zijn om de vingers en duimen van af te likken.
Het gekke is ook dat alleen deze plaat van de band me bevalt, latere albums vind ik minder goed. Als je naar de bezetting van de band kijkt zijn er zéér vaak wissels gebeurd, wat de discografie weinig consistent maakt. De latere albums zijn eerder klassieke "power" heavy metal en op zich is daar niets mis mee, maar de sfeer en de rauwheid van het eerste album is daar verdwenen. Dat heeft ook te maken met de zanger. David Potter, die op het eerste album zong, was voor Cloven Hoof wat Paul Di'Anno was voor Iron Maiden en dan heb ik het vooral over de zangstijl. Meer een hoek af, minder episch, wat ongepolijst, rauwer en agressief.
Klassieke muziek mag helder en afgeborsteld klinken, maar als het om gitaarmuziek gaat mag het wel een stuk vuiler en ruwer.
36 minuutjes in totaal ... dat valt mee!
Mijn favorieten op dit album:
Cloven Hoof (yes, door Cloven Hoof op het album Cloven Hoof). Deze commentaar op MetalArchives omschrijft het beter dan ik het op dit moment kan:
Maar dan heb je die muziek van die periode. Wauw! Véél interessanter dan de jaren '90, waar ik in opgegroeid ben. Maar het gaat zoals het gaat: als kind absorbeer wat je rondom je hoort en mijn ouders hadden geen uitgesproken muzikale smaak (Joe Cocker, James Last, Get Ready en René Froger come to mind ), dus mijn muzikaal ontwaken gebeurde pas bij aanvang van de nillies. Het duurde niet lang voor ik de smaak van zwaardere gitaren leerde appreciëren, via een welgekomen opstapje in de punkrock met dank aan American Pie 2. Iron Maiden en vooral het album Rock in Rio degusteerde ik volcontinu.
Pas enkele jaren later, in mijn "blekkie-periode", kwam ik een andere, ietwat vergeten, parel uit de NWOBHM tegen uit 1984. Het eerste album van de nog steeds actieve band Cloven Hoof raakte me midscheeps en regelmatig gebeurt het wel eens dat ik die loeihard opzet. Misschien geen all killer, no filler, maar het scheelt toch niet veel en de nummers die er uit steken zoals ik hieronder laat beschrijven zijn om de vingers en duimen van af te likken.
Het gekke is ook dat alleen deze plaat van de band me bevalt, latere albums vind ik minder goed. Als je naar de bezetting van de band kijkt zijn er zéér vaak wissels gebeurd, wat de discografie weinig consistent maakt. De latere albums zijn eerder klassieke "power" heavy metal en op zich is daar niets mis mee, maar de sfeer en de rauwheid van het eerste album is daar verdwenen. Dat heeft ook te maken met de zanger. David Potter, die op het eerste album zong, was voor Cloven Hoof wat Paul Di'Anno was voor Iron Maiden en dan heb ik het vooral over de zangstijl. Meer een hoek af, minder episch, wat ongepolijst, rauwer en agressief.
Klassieke muziek mag helder en afgeborsteld klinken, maar als het om gitaarmuziek gaat mag het wel een stuk vuiler en ruwer.
36 minuutjes in totaal ... dat valt mee!
Mijn favorieten op dit album:
Cloven Hoof (yes, door Cloven Hoof op het album Cloven Hoof). Deze commentaar op MetalArchives omschrijft het beter dan ik het op dit moment kan:
Return of the Passover is ook zo'n episch nummer dat geen seconde verveelt. Gewéldige opbouw met riffs en solo's die de haren doen rijzen:Of course, the real meat of the album lies in the longer songs, the first of which is the title track. This is, simply put, one of the greatest songs to ever come out of the NWOBHM scene. It’s a fucking monster, just dripping with joyous blasphemy and evil glee; the song describes the ritual performed to summon Satan (no, not the band), and captures the atmosphere perfectly. After a bit of a drum intro and an unusual, punkish opening riff (which never reappears), the main riff charges out with Potter’s proclamation of sacrilege riding on top. “THE HOUSE OF GOD HAS BEEN…VIOLATED!” Surely that’s one of the absolute best album-opening lines in all of metal. “CROSS UPTURNED, ALTAR…DESECRATED!” Sorry, I’ll stop now. Then comes a little interlude complete with spoken invocation, and the song builds up again with the choirs I mentioned earlier enhancing the evil atmosphere wonderfully. More chanting follows (that “eko eko” part is actually a “real” incantation called the Witch’s Rune), and after a heavy bit another interlude with more choral parts; finally the song builds back up into a massive crushing finish, in which the summoning is successful and the summoner carried off to hell. Did I mention the riffs? They’re all great, except maybe that slightly weird opening one, but it’s not bad and easily forgivable. Oh, and the whole thing is musically structured along with the narrative, which totally works.
“Return of the Passover” is the third and final epic monster of the album, and I’d rate it second behind the title track, but ahead of “The Gates of Gehenna”. It’s also by far the longest, clocking in at nine and a half minutes; you might think it would get dull or boring, but you’d be dead fucking wrong. We’re talking “Satan’s Fall” level of greatness here, or (dare I say?) even slightly better, as “Satan’s Fall” has that somewhat boring section in the middle which “Return of Passover” thankfully lacks. It also has what’s probably the best double-guitar lead of the whole album; right smack in the middle of the song, that ascending one is just great. God, and that final section where the great riff is then overlaid by the great solo, which builds into the great double-guitar lead, which is then backed by the great choir…the way it starts out simple and builds in complexity and atmosphere until the grand finale is just, well, great! For a style as usually unsubtle as NWOBHM is, being able to build tension so well for a whole two minutes without changing the riff is just jaw-dropping; it brings to mind that fantastic section in “Phantom of the Opera” (you know the one), and I couldn’t think of a better way to end the album.
Laatst bewerkt: